Ik las een aardig stukje op brainwash.nl (de naam zegt het al) over de eeuwige zoektocht naar het ware zelf. Deze keer werd Confucius maar weer eens van stal gehaald. Niets ten nadele overigens van deze gemoedelijke Chinese wijsgeer, die ik in een ver verleden ook een tijd hartstochtelijk gelezen heb. De strekking van het verhaal was dat je niet op zoek moet naar je ware zelf, maar gewoon een nieuw zelf moet creëren. Ongeveer mijn motto: ‘beter ten hele gedwaald dan ten halve gekeerd’. Het stukje is wat tendentieus, maar in elk geval raadt het het lezen van de filosofen zelf aan. Ik verbaas mij regelmatig over de constante stroom zelfhulpboeken, die maar blijft voortduren, en nog immer gretig aftrek vindt. Allemaal van die lui die het licht gezien denken te hebben en jou daar dan mee lastigvallen. Ik heb er ook wel eens één doorgeworsteld, maar kon er niet opgewonden van raken. Dan liever een Confucius lezen, een Augustinus, een Ouspensky of een Sogyal Rinpoche. Filosofie geeft geen pasklare oplossing, maar zet aan tot zelf denken en dat leek mij altijd zinniger dan zo’n 10-stappenplan om een gelukkiger mens te worden. Trouwens, gelukkig ben ik al, dus dan is zo’n boek sowieso geen optie.
Catch 22
Je bent dakloos en wil een kamer huren. Dat kost geld en dat heb je niet, want je hebt ook geen werk. Maar om een uitkering te krijgen, moet je eerst een woonadres hebben. Dat heb je niet, want daarvoor moet je eerst een uitkering hebben. Zo’n onmogelijke twist noemen we doorgaans een Catch 22, naar het hilarische debuut met die titel van de Amerikaanse schrijver Joseph Heller. Deze absurdistische oorlogsroman dateert al uit 1961 en werd grandioos verfilmd in 1970. Het verhaal draait om een oorlogspiloot die wanhopig wordt van de oorlog en graag naar huis wil. Helaas werkt de bureaucratie niet mee. Een collega van hem maakt juist gebruik van die doordraaiende oorlogsbureaucratie en verrijkt zich op de zwarte markt. Op groteske wijze wordt zo de waanzin van oorlog blootgelegd. Ik zag die film een paar jaar later en werd nieuwsgierig naar het boek waarop hij gebaseerd was. Zo leerde ik de schrijver Heller kennen en was onmiddellijk gecharmeerd van zijn verteltrant. Daarna hoorde ik niets meer van hem. Omdat ik jaren als een nomade leefde, raakte ik nogal wat spullen kwijt, waaronder het boek van Heller. Het duurde ruim een kwart eeuw voor ik bij toeval in een boekenwinkel zijn naam weer tegenkwam.
Pijn
Er is enige tijd verstreken sinds mijn laatste blogje. Heb ik nu al geen zin meer? Ben ik uitgelezen? Niets van dat al. Meer zin dan ooit en ook meer tijd dan ooit om te lezen. Maar het lukt niet zo. Sinds een tijdje heb ik namelijk een hernia. Een nogal heftige, die een operatie noodzakelijk maakt. En dat gaat even duren, want ook in Spanje zijn de wachtlijsten lang. Hoewel het frustrerend was om alle buiten wachtende klusjes te moeten laten liggen, meende ik dan in elk geval tijd te hebben om de immer groeiende stapel nog te lezen boeken wat te decimeren. Maar dat blijkt niet helemaal te kloppen. Ik lees het liefst in een relaxte houding, lekker onderuitgezakt op de sofa bijvoorbeeld, en kan dan uren worden meegesleurd door een goed boek. Helaas denkt mijn hernia daar anders over. Elke 10 minuten wil hij dat ik mijn houding verander, een paar stappen loop, even de andere kant op strek of een pijnstiller slik en laat anders op onaangename wijze weten dat ik mijn plichten verzaak. Die pijnstillers doen overigens niet helemaal, of eigenlijk helemaal niet, wat ze zeggen te doen, dus erg veel heb ik er niet aan. Dat dit alles een goede nachtrust onmogelijk maakt is tot daar aan toe, maar ontspannen lezen is er dus ook niet bij.
Feestje in het brein
Ik ben jarig vandaag. Maar ik word 60, dus ik vind dat er eigenlijk niets te vieren valt. Toch tracteer ik: op een extra lang feestblogje. Vandaag over een boek dat ik vorige week alvast voor mijn verjaardag kreeg en dat ik nu aan het lezen ben. Ik kwam het een tijdje terug tegen in een mooie recensie op Sargasso, van de hand van Marcel Hulspas, een wetenschapsjournalist. Die schreef onder meer dat dat boek een mijlpaal in zijn persoonlijke ontwikkeling was. Nou, dát maakte me nieuwsgierig. Niet omdat ik net zo’n knorrepot als Marcel wil worden, maar omdat hij vaak hele intelligente dingen schrijft, over uiteenlopende onderwerpen. Los daarvan intrigeerde het onderwerp van het boek me sowieso direct. Om dat te begrijpen is er eerst een beetje van mijn voorgeschiedenis nodig.
Tussen mijn 15e en mijn 25e gebruikte ik ongeveer 2 á 300 keer hallucinogene middelen. LSD, DMT, STP, peyote, psylocybine en nog wat van die spannende stofjes. Zelfs een paar keer een vliegenzwam. Maar die is toch zwaar giftig? Mooi verhaal. Ja en nee. De truc was om een minuut of 20 na inname een vinger in je keel te steken om de halfverteerde zooi weer uit te spugen. Anders liep het mogelijk slecht met je af (niet geprobeerd). Maar deed je het goed, dan was de beloning een trip van ongekende heftigheid.
Nu geef ik onmiddellijk toe dat het er in de meeste gevallen gewoon om ging een goede tijd te hebben. Maar een aantal keren deed ik ook wat experimenten. Wetenschappelijk zou ik het niet willen noemen, maar leerzaam was het wel.
Zen
Ik las een paar droevige berichten deze week. Eerst overleed Robert M. Pirsig, een schrijver waar ik veel aan heb gehad. Vervolgens verschenen er diverse zure stukjes naar aanleiding van zijn overlijden, over wat er eigenlijk allemaal niet deugde aan het boek waarmee hij beroemd werd. Sukkels. ‘Zen en de kunst van het motoronderhoud’ verscheen in 1974 (de Nederlandse vertaling is van 1976). Ik las het een jaar later, toen ik 19 was, en het boek zette in mijn leven heel veel dingen in gang. Pirsig bracht een aantal zaken samen in één verhaal. Allereerst is hij op reis, op de motor, met zijn zoon. Je leert iets over Amerika, je leert iets over motoren, je leert iets over relaties, vooral over de relatie met jezelf. Want Pirsig had een troebel verleden en worstelde nog met zijn oude ik, uit de tijd dat hij aan schizofrenie leed. Hij vertelt daar open en helder over en alleen dat maakt het boek al bijzonder. Maar het belangrijkste gebeurt daar tussendoor. Terwijl hij motorrijdt, afwast, aan zijn motor sleutelt, filosofeert hij over het begrip kwaliteit. Wat is dat nou precies? Of eigenlijk, wat maakt het leven boeiend en bijzonder? Of nog beter, hoe maak je je leven boeiend en bijzonder? Zelf geeft hij het boek als ondertitel mee: een onderzoek naar waarden.
Oliver Sacks
Dit stukje gaat eigenlijk niet over een echte schrijver. Toch heeft hij een aantal fantastische boeken geschreven. Er is er zelfs één verfilmd. Bij non-fictie is het soms wat lastig om van een schrijver te spreken. Vaak zijn het immers in de eerste plaats wetenschappers. In dit geval gaat het over Oliver Sacks, een Britse neuroloog, die met groot enthousiasme over zijn vak schreef, bevlogen, boeiend en gelardeerd met droge humor, zoals alleen Britten dat kunnen. Zijn eerste boek, ‘Ontwaken in verbijstering’, over zijn werk met slaapziektepatiënten, werd later verfilmd met mijn favoriete acteur Robin Williams in de hoofdrol. Bijzonder eigenlijk, dat non-fictie zo werd verfilmd. Of misschien ook niet. Want Sacks begon te schrijven uit een drang om in begrijpelijke taal te vertellen over de vaak wonderlijke zaken en mensen die hij tijdens zijn werk tegen kwam. En hij deed dat met smaak, humor en groot verstand van zaken. Dat resulteerde in een aantal zowel vermakelijke als leerzame boeken, zoals ‘De man die zijn vrouw voor een hoed hield’ en ‘Antropoloog op Mars’. Uiteraard zijn er daarnaast talloze artikelen van zijn hand te vinden en boeiende interviews. Wim Kayzer maakte in 1993 de fantastische documentaire ‘Een schitterend ongeluk’, waarin één aflevering aan Sacks gewijd is. Je kunt hem hier terugzien. Wat gedateerd wellicht, maar wat is het leuk om die man te horen praten. Overigens is de hele documentaire het kijken (na bijna 25 jaar!) meer dan waard.
De kunst van het schrijven
Ik had het al eens eerder over goed schrijverschap. Er wordt op internet nogal wat afgeblogd, er zijn honderden websites met ‘nieuws’, achtergrondartikelen, opinie en columns, heel veel columns. Vroeger (toen alles beter was, even klagen hoor) werden columns geschreven door eerbiedwaardige mannen en vrouwen, mensen die iets voorstelden en waarvan je de mening best wilde horen, of je het er nu mee eens was of niet. In fatsoenlijk Nederlands, genuanceerd, met kennis van zaken, fijn om te lezen. Maar vandaag de dag mag iedereen die met een toetsenbord overweg kan zijn verhaal de ether inslingeren. Het treurigste vind ik nog auteurs die wel taalvaardig zijn, of eigenlijk, in aanleg waren, maar die menen dat veel grappig bedoelde overdrijvingen, scheldwoorden en absurde beeldspraak de boodschap duidelijker overbrengen. Niet dus. Het soort teksten dat ik vroeger zelf ook schreef, in de schoolkrant, toen ik 17 was. Voorbeelden?
Op rechts Annabel Nanninga, goede pen, scherp observeerder, echte woordkunstenares, maar mijn hemel, wat een puberale scoringsdrang. Niet door te komen.
Op links, in iets mindere mate, Peter Breedveld, scherp, bevlogen, goed geïnformeerd, heel taalvaardig, maar wat een frustratie druipt er vaak van zijn teksten. Even leuk, maar al snel doodvermoeiend. En dan ben ik het doorgaans ook nog van harte met hem eens. Maar fijn leesvoer? Nee, sorry.
Cultuurbarbaar
Vorige week raakte ik op Twitter in gesprek met een beeldend kunstenaar. Hij attendeerde mij op een gegeven moment op een culturele happening hier in de buurt en ik moest bekennen eigenlijk een cultuurbarbaar te zijn. Dat verbaasde hem nogal gezien het feit dat ik blogde over literatuur. Tja, probeer dat maar eens uit te leggen in 140 tekens. Wat ik bedoelde is dat ik niet oordeel volgens culturele regels. Ik vind iets mooi of niet. Punt. Of dat nu een schilderij, muziek, een gebouw of een boek is. Zo ‘recenseer’ ik ook. Ik heb een bloedhekel aan recensies waarin wordt uitgelegd wie de schrijver is en welke maatschappelijke of psychologische thema’s er in zijn roman verwerkt zitten. Wat een onzin. Bij non-fictie, ja, dan is het belangrijk te weten wie de schrijver is, over welke expertise hij beschikt en waarom hij dat boek schrijft. In een ICT’er die me de fijne nuances van de Barok gaat uitleggen, heb ik niet zoveel fiducie. Maar bij een roman kan het me helemaal niet schelen wie de schrijver is en ik wil al helemaal niets over bedoelingen horen. Ik wil gewoon een goed boek lezen, los van betekenis of cultureel belang. Daarom heb ik van slechts een paar schrijvers toevallig alle boeken. Elk nieuw boek moet zich eerst weer bewijzen; dat het vorige boek van deze of gene zo goed was of dat het een ‘belangrijk’ boek is, zegt mij helemaal niets.
Voorbij de realiteit
Fictie is fictie, daarom heet het zo. Verzonnen verhalen dus. Het is niet echt. Voor veel mensen is dat alleen leesbaar als het fictieve verhaal dicht bij de bekende werkelijkheid blijft. Nederlandse schrijvers, die herkenbare situaties en mensen opvoeren. (Vroeger waren dat spruitjes, tegenwoordig naar het schijnt pannenkoeken met Nutella.) Een stapje verder is een buitenlandse auteur, die over zaken schrijft die met wat goede wil ook nog wel in Amsterdam te plaatsen zijn. Nog een stapje verder en je zit bij een Zuid-Amerikaanse of Afghaanse schrijver; het gaat over mensen zoals jij en ik, maar de cultuur is al zo anders, dat je inlevingsvermogen een paar tandjes hoger gezet moet worden.
Ik verleg die grens regelmatig graag nog een beetje meer en zoek naar schrijvers die een vleugje magie in hun werk stoppen. Geen sprookjes, al is dat soms ook leuk, en ook geen echte Fantasy, al bestaan daar eveneens best fraaie voorbeelden van, maar kleine overschrijdingen van de realiteit, die weliswaar onmogelijk zijn, maar misschien ook wel niet, je weet het soms niet helemaal zeker. In de subtiliteit waarmee dat gebeurt, herkent men de meester. Het beste voorbeeld is misschien wel ‘Honderd jaar eenzaamheid’ van Gabriel Garcia Marquez, een boek dat, ik krijg het haast niet uit mijn pen, je eigenlijk gelezen MOET hebben (rotwoord, moeten). Veel dichter bij de volmaakte roman was ik nog niet vaak. Ik las het al zes keer en het verveelt nooit. (Laatste keer in het Spaans geprobeerd, maar dat viel nog behoorlijk tegen.)
Homo’s (sapiens)
Ik had mij eigenlijk voorgenomen niet over politiek of over maatschappelijke kwesties te bloggen, maar ik moet gewoon even reageren op een, zoals gewoonlijk haarscherpe, column van Bas Heijne in het NRC van vandaag. Bas was toch wel een keer aan de beurt gekomen, want hij is zonder twijfel de meest intelligente columnist van Nederland. Als ik een zin twee keer moet lezen, is dat meestal omdat het een kromme zin is, of er mist een woord, er zit in elk geval een fout in. Maar Bas is iemand die zoveel briljant geformuleerde informatie in één zin stopt, dat ik die vaak nog een keer moet lezen om hem helemaal te begrijpen. De eruditie spat ervan af. Zijn essays zijn dan ook een genot om te lezen. Je zou haast een abonnement op de NRC nemen, alleen maar om zijn wekelijkse column te kunnen consumeren.
Goed, dat zijn wel genoeg veren in zijn ..eh..bips (reet vind ik hier niet helemaal passend), dus we gaan even kijken naar zijn stukje van vandaag, getiteld ‘Homohypocrisie’. Het gaat over die twee homo’s die werden afgetuigd vorige week en de reacties daarop. Ik ga het niet helemaal navertellen, je leest het stukje zelf hier. Maar er waren een paar dingen, die hij zei, waar ik toch iets over kwijt wil. Hij schrijft ergens dat homoseksualiteit onder heteroseksuele mannen nog steeds een taboe is en dat hij er nooit een openhartige discussie over heeft meegemaakt. Daar kijk ik van op. Van de vriendenkring van Bas had ik mij een andere voorstelling gemaakt. Ik had 40 jaar terug al homo’s (en lesbiennes) in mijn vriendenkring en ik geloof niet dat er ooit iets onbespreekbaar was. Ben ik dan zo uitzonderlijk (dit valt niet geheel uit te sluiten) of begrijp ik Bas gewoon verkeerd?