Tagarchief: fictie

Onder het ijs

Ik lees de laatste jaren steeds minder fictie. Ik probeer het wel, maar haak vaak na een bladzijde of twintig alweer af. Soms is zelfs de flaptekst al voldoende om er niet aan te beginnen. Weer zo’n verzonnen verhaal waarin ik mezelf niet herken, waarin ik me niet met iemand kan identificeren. Vooral Nederlandse schrijvers boeien me steeds minder. Zelfs het bejubelde Kwaadschiks van van der Heijden verveelde me al na tien minuten. Zo bedacht, zo kunstmatig, zonde van mijn tijd. Terwijl die man echt wel kan schrijven.

Het fijne van Google Play Books is dat je het eerste hoofdstuk van een boek gratis kunt downloaden. Zo scheid ik snel het kaf van het koren. Dat deed ik ook bij de nieuwe roman van Ellen de Bruin. Waarschijnlijk zou het boek me niet eens opgevallen zijn, ware het niet dat ik vorig jaar een uitstekende non-fictie van haar las, Onsterfelijkheid voor beginners, dat ik in een eerder blog besprak. Nu hoeven goede non-fictieschrijvers geen goede romanciers te zijn, maar mijn belangstelling was gewekt. De flaptekst leek een dertien-in-een-dozijn-boek aan te prijzen, doch ik negeerde mijn weerzin en begon aan hoofdstuk 1.

Lees verder Onder het ijs

Simultaan lezen

Hoeveel boeken kan een normaal mens eigenlijk tegelijk lezen? Nou, zeven. Tenminste, dat is mijn nieuwe record sinds eergisteren. Hou je dat allemaal nog uit elkaar en weet je bij elk boek ook de draad meteen weer op te pikken? Jawel, maar ik smokkel een beetje. Twee van de boeken zijn namelijk bundels: Het vervloekte paradijs van Caroline de Gruyter is een verzameling columns over Europa van een paar jaar terug en De draagbare Kapuscinski van Ryszard Kapuscinski  is een bundeling reportages. In beide boeken kan je gewoon niet alsmaar verder lezen, want dan word je duizelig. Na een paar columns of een reportage moet je gewoon even pauzeren en het gelezene op je in laten werken. Op de werkelijk fantastische reportages van Capuscinsky kom ik in een later blog nog terug.

Naast mijn bed ligt Je brein de baas van André Aleman. Een antwoord op onder meer Wij zijn ons brein van Dick Schwaab en Het slimme onbewuste van Ap Dijksterhuis. Die hadden kennelijk de indruk gewekt dat wij uiteindelijk toch niet over een vrije wil beschikken en dit boek legt uit waarom dat onzin is. Het ligt zoals gewoonlijk allemaal wat genuanceerder, maar hoe dan ook, uit eigen vrije wil bepaal ik voor het slapengaan of ik daar nog een stuk of wat pagina’s uit wil lezen. Mijn bewustzijn boeit me mateloos, ik schreef er hier al eerder over en ook op dit boek kom ik dus in een later blog nog terug.

Lees verder Simultaan lezen

Catch 22

Je bent dakloos en wil een kamer huren. Dat kost geld en dat heb je niet, want je hebt ook geen werk. Maar om een uitkering te krijgen, moet je eerst een woonadres hebben. Dat heb je niet, want daarvoor moet je eerst een uitkering hebben. Zo’n onmogelijke twist noemen we doorgaans een Catch 22, naar het hilarische debuut met die titel van de Amerikaanse schrijver Joseph Heller. Deze absurdistische oorlogsroman dateert al uit 1961 en werd grandioos verfilmd in 1970. Het verhaal draait om een oorlogspiloot die wanhopig wordt van de oorlog en graag naar huis wil. Helaas werkt de bureaucratie niet mee. Een collega van hem maakt juist gebruik van die doordraaiende oorlogsbureaucratie en verrijkt zich op de zwarte markt. Op groteske wijze wordt zo de waanzin van oorlog blootgelegd. Ik zag die film een paar jaar later en werd nieuwsgierig naar het boek waarop hij gebaseerd was.  Zo leerde ik de schrijver Heller kennen en was onmiddellijk gecharmeerd van zijn verteltrant. Daarna hoorde ik niets meer van hem. Omdat ik jaren als een nomade leefde, raakte ik nogal wat spullen kwijt, waaronder het boek van Heller. Het duurde ruim een  kwart eeuw voor ik bij toeval in een boekenwinkel zijn naam weer tegenkwam.

Lees verder Catch 22

Zen

Ik las een paar droevige berichten deze week. Eerst overleed Robert M. Pirsig, een schrijver waar ik veel aan heb gehad. Vervolgens verschenen er diverse zure stukjes naar aanleiding van zijn overlijden, over wat er eigenlijk allemaal niet deugde aan het boek waarmee hij beroemd werd. Sukkels. ‘Zen en de kunst van het motoronderhoud’ verscheen in 1974 (de Nederlandse vertaling is van 1976). Ik las het een jaar later, toen ik 19 was, en het boek zette in mijn leven heel veel dingen in gang. Pirsig bracht een aantal zaken samen in één verhaal. Allereerst is hij op reis, op de motor, met zijn zoon. Je leert iets over Amerika, je leert iets over motoren, je leert iets over relaties, vooral over de relatie met jezelf. Want Pirsig had een troebel verleden en worstelde nog met zijn oude ik, uit de tijd dat hij aan schizofrenie leed. Hij vertelt daar open en helder over en alleen dat maakt het boek al bijzonder. Maar het belangrijkste gebeurt daar tussendoor. Terwijl hij motorrijdt, afwast, aan zijn motor sleutelt, filosofeert hij over het begrip kwaliteit. Wat is dat nou precies? Of eigenlijk, wat maakt het leven boeiend en bijzonder? Of nog beter, hoe maak je je leven boeiend en bijzonder? Zelf geeft hij het boek als ondertitel mee: een onderzoek naar waarden.

Lees verder Zen

Cultuurbarbaar

Vorige week raakte ik op Twitter in gesprek met een beeldend kunstenaar. Hij attendeerde mij op een gegeven moment op een culturele happening hier in de buurt en ik moest bekennen eigenlijk een cultuurbarbaar te zijn. Dat verbaasde hem nogal gezien het feit dat ik blogde over literatuur. Tja, probeer dat maar eens uit te leggen in 140 tekens. Wat ik bedoelde is dat ik niet oordeel volgens culturele regels. Ik vind iets mooi of niet. Punt. Of dat nu een schilderij, muziek, een gebouw of een boek is. Zo ‘recenseer’ ik ook. Ik heb een bloedhekel aan recensies waarin wordt uitgelegd wie de schrijver is en welke maatschappelijke of psychologische thema’s er in zijn roman verwerkt zitten. Wat een onzin. Bij non-fictie, ja, dan is het belangrijk te weten wie de schrijver is, over welke expertise hij beschikt en waarom hij dat boek schrijft. In een ICT’er die me de fijne nuances van de Barok gaat uitleggen, heb ik niet zoveel fiducie. Maar bij een roman kan het me helemaal niet schelen wie de schrijver is en ik wil al helemaal niets over bedoelingen horen. Ik wil gewoon een goed boek lezen, los van betekenis of cultureel belang. Daarom heb ik van slechts een paar schrijvers toevallig alle boeken. Elk nieuw boek moet zich eerst weer bewijzen; dat het vorige boek van deze of gene zo goed was of dat het een ‘belangrijk’ boek is, zegt mij helemaal niets.

Lees verder Cultuurbarbaar

Voorbij de realiteit

Fictie is fictie, daarom heet het zo. Verzonnen verhalen dus. Het is niet echt. Voor veel mensen is dat alleen leesbaar als het fictieve verhaal dicht bij de bekende werkelijkheid blijft. Nederlandse schrijvers, die herkenbare situaties en mensen opvoeren. (Vroeger waren dat spruitjes, tegenwoordig naar het schijnt pannenkoeken met Nutella.) Een stapje verder is een buitenlandse auteur, die over zaken schrijft die met wat goede wil ook nog wel in Amsterdam te plaatsen zijn. Nog een stapje verder en je zit bij een Zuid-Amerikaanse of Afghaanse schrijver; het gaat over mensen zoals jij en ik, maar de cultuur is al zo anders, dat je inlevingsvermogen een paar tandjes hoger gezet moet worden.

Ik verleg die grens regelmatig graag nog een beetje meer en zoek naar schrijvers die een vleugje magie in hun werk stoppen. Geen sprookjes, al is dat soms ook leuk, en ook geen echte Fantasy, al bestaan daar eveneens best fraaie voorbeelden van, maar kleine overschrijdingen van de realiteit, die weliswaar onmogelijk zijn, maar misschien ook wel niet, je weet het soms niet helemaal zeker. In de subtiliteit waarmee dat gebeurt, herkent men de meester. Het beste voorbeeld is misschien wel ‘Honderd jaar eenzaamheid’ van Gabriel Garcia Marquez, een boek dat, ik krijg het haast niet uit mijn pen, je eigenlijk gelezen MOET hebben (rotwoord, moeten). Veel dichter bij de volmaakte roman was ik nog niet vaak. Ik las het al zes keer en het verveelt nooit. (Laatste keer in het Spaans geprobeerd, maar dat viel nog behoorlijk tegen.)

Lees verder Voorbij de realiteit

Een ander perspectief

Zoals al eerder gezegd, bestaan er duizenden boeken, waarvan ik het bestaan niet ken, en die ik vermoedelijk graag zou lezen. Zo af en toe wordt zo’n boek je toegeworpen, in dit geval door Chris Kijne, een journalist die ik op Twitter volg (de moeite waard, maakt leuke radio en schrijft prachtige columns > @Chrkij). Een en ander naar aanleiding van het overlijden van Imre Kertész, een Hongaarse schrijver, die in 2002 notabene de Nobelprijs voor Literatuur won en waarvan ik nog nooit had gehoord. Daar ga je dan met je zogenaamde belezenheid.

Kertész was een Hongaarse Jood, die als kind een tijdje in Auschwitz zat en dat tot een terugkerend thema in zijn werk maakte. Vol vertrouwen in het oordeel van Chris kocht ik meteen maar een trilogie. Het eerste deel daarvan, Onbepaald door het lot, had me meteen te pakken. Ik las al het nodige over de Holocaust, het onderwerp boeit me ook, maar op een bepaald moment is het wel genoeg. Dan wil je gewoon niet nog meer over die ellende lezen, hoe goed ook geschreven. Maar Kertész geeft zo’n totaal afwijkend perspectief, dat je toch meteen geboeid raakt. Eerst denk je nog dat de ik-persoon, een Joodse jongen van 15 die wordt opgepakt als hij op straat loopt, een beetje erg naïef is, of ongelooflijk simpel, of gewoon vreselijk dom. Natuurlijk is het kind, maar toch. Als volwassen lezer is het al moeilijk je in de beperktere belevingswereld van een kind te verplaatsen en dit is een kind in Hongarije begin jaren ’40. Een andere tijd.

Lees verder Een ander perspectief

Foute lijstjes.

Je kent ze wel, die lijstjes met ’10 boeken die je moet lezen voor je sterft’. Internet staat er vol mee en geen twee zijn er gelijk, dus het is te hopen dat ik nog even meega, want ik ‘moet’ nog heel wat lezen, beweert men. Sommige boeken kom je op meerdere lijstjes tegen, dus daar wilde ik aanvankelijk nog wel eens een snelle blik op werpen, maar ook dat blijkt geen garantie voor beter leesvoer.

En ja, ook ik heb zo mijn favoriete schrijvers, al zou ik waarschijnlijk minstens even gelukkig mijn laatste adem uitblazen als ik ze nooit had leren kennen. Kom op zeg. Om maar wat te noemen, ik ben dol op science fiction. Een genre dat hier een meter of vijf boekenplank vult, waar ik zo nu en dan liefkozend langs dwaal en vervolgens een Asimov of een Vance tussenuit pluk, als ik gewoon even afgeleid wil worden, wil lezen zonder nadenken, maar wel onderhoudend en op niveau. De meeste mensen die ik ken, hebben totaal niets met SF. Prima toch? Ik heb weinig met detectives, daar kunnen anderen dan weer lyrisch over doen. Ieder zijn meug. Maar dat is toch geen literatuur, zeg je. Nou, daar zouden we een aardige boom over op kunnen zetten, maar laat ik zeggen dat ik sommige van mijn SF-boeken aanzienlijk hoger waardeer dan veel van wat door uitgevers voor literatuur wordt aangeprezen.

Lees verder Foute lijstjes.