Het laatste nieuws

Ik mag graag het nieuws een beetje volgen. Maar er is iets raars gebeurd met de journalistiek de laatste jaren. Even los van kwalijke ontwikkelingen als fake news en framing en clickbait, vind ik dat de kwaliteit van de gewone verslaggeving in het algemeen behoorlijk is gedaald. Ik ben altijd op zoek naar informatie, niet zozeer in de zin van wat er nu weer net gebeurd is, maar voorbij de waan van de dag: achtergrondartikelen, analyses en goede verhalen over dingen waar je eigenlijk zelden over nadenkt. Een perfect voorbeeld van het laatste en tevens één van de beste verhalen die ik in 2016 las, is deze uit de New York Times. Journalistiek van de allerbovenste plank. Een (behoorlijke) longread, maar de moeite waard. Een genot om te lezen, echt.

Maar dat is een buitenlandse krant! Ja, sorry mensen, maar de vaderlandse journalistiek is echt niet meer wat het ooit was. In een aantal opzichten. Ik geloof bijvoorbeeld niet dat ik de laatste 15 jaar nog een krant heb gelezen, die foutloos Nederlands bevatte. Of een tijdschrift. Of een boek. Een tikfoutje, alla, dan kan gebeuren, maar kromme zinnen, contaminaties, pleonasmen, d’s en t’s op de verkeerde plekken, die ipv dat en vice versa en ga zo maar door. Taalpuristisch gezeur? Hee, dit zijn broodschrijvers, goed (nou ja, niet altijd) betaalde professionals, vaak ook nog gesuperviseerd door redacteuren, geen hobbybloggers zoals jij en ik. Ze moesten zich kapotschamen.

Lees verder Het laatste nieuws

Verleden tijd

Mijn favoriete non-fictie onderwerp is geschiedenis. Maar ik twijfel of ik daar wel iets in moet recenseren, want ik ben geen historicus en ik kan wat ik lees in elk geval inhoudelijk niet goed beoordelen. Dus als ik al een paar mooie boeken noem, die ik je wil aanraden (als het onderwerp je boeit, natuurlijk), dan verwijs ik je gewoon door naar een recensie van iemand die echt weet waarover hij praat/schrijft. Jona Lendering bijvoorbeeld, die niet alleen een paar uitstekende boeken schreef, maar ook vrijwel dagelijks buitengewoon aanstekelijk blogt en in 95% van de gevallen gaat dat over geschiedenis. Je vindt zijn site hier.

Mijn belangstelling gaat vooral uit naar de oudheid. De Egyptenaren, de Sumeriërs, de Perzen, de Romeinen, dat volk. Op het moment lees ik een tweetal boeken van John Romer over de geschiedenis van Egypte. Nou ben ik al een ouwe lul, dus ik las inmiddels het nodige over dat land. Dat begon 50 jaar terug al in het populair-wetenschappelijke jeugdblad KIJK en zo af en toe kocht of leende ik wat en ik dacht dat ik het wel zo’n beetje wist allemaal over die faraos en hun piramiden. Maar het aardige van geschiedenis is dat die verandert. Niet echt natuurlijk, maar men graaft alsmaar meer dingen op (er wordt nog steeds ontzettend veel archeologisch veldwerk gedaan elke dag), ontcijfert kleitabletten, onderzoekt bestaand materiaal, legt zo steeds nieuwe verbanden en is zo van tijd tot tijd gedwongen de geschiedenis te herschrijven. Van Romers boeken valt mijn mond regelmatig open en bovendien heeft hij een aangename manier om die ‘nieuwe’ geschiedenis te vertellen, zodat het zelfs in het Engels (geen Ned. vertaling beschikbaar) prettig lezen blijft. Een recensie van Jona’s hand vind je hier.

Lees verder Verleden tijd

Een ander perspectief

Zoals al eerder gezegd, bestaan er duizenden boeken, waarvan ik het bestaan niet ken, en die ik vermoedelijk graag zou lezen. Zo af en toe wordt zo’n boek je toegeworpen, in dit geval door Chris Kijne, een journalist die ik op Twitter volg (de moeite waard, maakt leuke radio en schrijft prachtige columns > @Chrkij). Een en ander naar aanleiding van het overlijden van Imre Kertész, een Hongaarse schrijver, die in 2002 notabene de Nobelprijs voor Literatuur won en waarvan ik nog nooit had gehoord. Daar ga je dan met je zogenaamde belezenheid.

Kertész was een Hongaarse Jood, die als kind een tijdje in Auschwitz zat en dat tot een terugkerend thema in zijn werk maakte. Vol vertrouwen in het oordeel van Chris kocht ik meteen maar een trilogie. Het eerste deel daarvan, Onbepaald door het lot, had me meteen te pakken. Ik las al het nodige over de Holocaust, het onderwerp boeit me ook, maar op een bepaald moment is het wel genoeg. Dan wil je gewoon niet nog meer over die ellende lezen, hoe goed ook geschreven. Maar Kertész geeft zo’n totaal afwijkend perspectief, dat je toch meteen geboeid raakt. Eerst denk je nog dat de ik-persoon, een Joodse jongen van 15 die wordt opgepakt als hij op straat loopt, een beetje erg naïef is, of ongelooflijk simpel, of gewoon vreselijk dom. Natuurlijk is het kind, maar toch. Als volwassen lezer is het al moeilijk je in de beperktere belevingswereld van een kind te verplaatsen en dit is een kind in Hongarije begin jaren ’40. Een andere tijd.

Lees verder Een ander perspectief

Verboden vruchten

De organisatoren van de Boekenweek hebben in hun oneindige wijsheid besloten ‘Verboden Vruchten’ tot het thema van 2017 te maken. Connie Palmen doet er een boekje over open en vermoedelijk weet Herman Koch er ook wel raad mee in zijn Boekenweekgeschenk. Plus natuurlijk volop aandacht voor een vloed van schrijvers en schrijfsters die zich al ooit aan het onderwerp wijdden (of vertilden). Ik ging nog iets verder terug, naar 1968, en vraag je aandacht voor een meesterwerk, dat helaas in de vergetelheid raakte.

Tom Wolfe, een icoon in Amerika, is in ons land vooral bekend door zijn romans, waarvan ‘Het vreugdevuur der ijdelheden’ de meest opvallende is. Maar voor hij fictie begon te schrijven, was Wolfe eerst jarenlang journalist. En wat voor één. Zijn reportages, waarvan er een aantal ook in boekvorm uitkwamen, leken in niets op alles wat er daarvoor geschreven werd. Wolfe dompelde zich helemaal onder in zijn onderwerp en beschreef wat hij meemaakte op een uiterst persoonlijke, rauwe en buitengewoon beeldende manier. Bijna in zijn eentje zette hij een compleet nieuwe vorm van journalistiek op het menu van bladen als Vanity Fair en The New Yorker.

Lees verder Verboden vruchten

Foute lijstjes.

Je kent ze wel, die lijstjes met ’10 boeken die je moet lezen voor je sterft’. Internet staat er vol mee en geen twee zijn er gelijk, dus het is te hopen dat ik nog even meega, want ik ‘moet’ nog heel wat lezen, beweert men. Sommige boeken kom je op meerdere lijstjes tegen, dus daar wilde ik aanvankelijk nog wel eens een snelle blik op werpen, maar ook dat blijkt geen garantie voor beter leesvoer.

En ja, ook ik heb zo mijn favoriete schrijvers, al zou ik waarschijnlijk minstens even gelukkig mijn laatste adem uitblazen als ik ze nooit had leren kennen. Kom op zeg. Om maar wat te noemen, ik ben dol op science fiction. Een genre dat hier een meter of vijf boekenplank vult, waar ik zo nu en dan liefkozend langs dwaal en vervolgens een Asimov of een Vance tussenuit pluk, als ik gewoon even afgeleid wil worden, wil lezen zonder nadenken, maar wel onderhoudend en op niveau. De meeste mensen die ik ken, hebben totaal niets met SF. Prima toch? Ik heb weinig met detectives, daar kunnen anderen dan weer lyrisch over doen. Ieder zijn meug. Maar dat is toch geen literatuur, zeg je. Nou, daar zouden we een aardige boom over op kunnen zetten, maar laat ik zeggen dat ik sommige van mijn SF-boeken aanzienlijk hoger waardeer dan veel van wat door uitgevers voor literatuur wordt aangeprezen.

Lees verder Foute lijstjes.

Het betere leesvoer.

Het geluksgevoel van een 7-jarige, die voor het eerst zelf een boek gaat lezen. Kan lezen. Ik zou het graag met je delen, maar de waarheid gebiedt me te zeggen, dat ik het me niet meer precies kan herinneren. De impact was in elk geval enorm, want sindsdien waren boeken en ik onafscheidelijk. De omstandigheden werkten daarbij in mijn voordeel. Mijn vader was directeur van een tijdschriftendrukkerij en bracht elke vrijdag vrijwel het complete pakket Nederlandse tijdschriften mee naar huis. Van de Bobo en de Donald Duck tot de Panorama en de Avenue. En alles daartussen. Plus bergen boeken. En stripboeken. Ja, dat zijn ook boeken.

Ons huis was dus rijkelijk voorzien van leesvoer, maar toch nog vrij snel vond ik dat al niet genoeg meer en bestormde de plaatselijke bibliotheek. Voor een luttel bedragje kon je daar het hele jaar grasduinen en mocht je ook nog enkele boeken per week mee naar huis nemen. Terwijl anderen buiten speelden, zat ik met mijn neus in een verhaal. Eerst nog vooral jeugdboeken, maar al vlug het meer serieuze werk. Op mijn 16e kocht ik mijn eerste eigen boek, De Steppewolf van Herman Hesse. Ik heb het nog. Al is mijn boekenkast in de loop der jaren door een jarenlang nomadisch bestaan, uitgeleende, maar nooit teruggekregen boeken (vreselijke mensen zijn dat) en de vele verhuizingen en scheidingen helaas wat mooie stukken kwijtgeraakt, ik heb een fijne collectie leesvoer, die ik bij elk bezoek aan Nederland aanvul. Vanwege het gemak en de onmiddellijke behoeftebevrediging komen er ook steeds meer e-boeken bij. Al gaat er natuurlijk niets boven een papieren boek.

Lees verder Het betere leesvoer.