Dit stukje gaat eigenlijk niet over een echte schrijver. Toch heeft hij een aantal fantastische boeken geschreven. Er is er zelfs één verfilmd. Bij non-fictie is het soms wat lastig om van een schrijver te spreken. Vaak zijn het immers in de eerste plaats wetenschappers. In dit geval gaat het over Oliver Sacks, een Britse neuroloog, die met groot enthousiasme over zijn vak schreef, bevlogen, boeiend en gelardeerd met droge humor, zoals alleen Britten dat kunnen. Zijn eerste boek, ‘Ontwaken in verbijstering’, over zijn werk met slaapziektepatiënten, werd later verfilmd met mijn favoriete acteur Robin Williams in de hoofdrol. Bijzonder eigenlijk, dat non-fictie zo werd verfilmd. Of misschien ook niet. Want Sacks begon te schrijven uit een drang om in begrijpelijke taal te vertellen over de vaak wonderlijke zaken en mensen die hij tijdens zijn werk tegen kwam. En hij deed dat met smaak, humor en groot verstand van zaken. Dat resulteerde in een aantal zowel vermakelijke als leerzame boeken, zoals ‘De man die zijn vrouw voor een hoed hield’ en ‘Antropoloog op Mars’. Uiteraard zijn er daarnaast talloze artikelen van zijn hand te vinden en boeiende interviews. Wim Kayzer maakte in 1993 de fantastische documentaire ‘Een schitterend ongeluk’, waarin één aflevering aan Sacks gewijd is. Je kunt hem hier terugzien. Wat gedateerd wellicht, maar wat is het leuk om die man te horen praten. Overigens is de hele documentaire het kijken (na bijna 25 jaar!) meer dan waard.
Categorie archief: recensie
Cultuurbarbaar
Vorige week raakte ik op Twitter in gesprek met een beeldend kunstenaar. Hij attendeerde mij op een gegeven moment op een culturele happening hier in de buurt en ik moest bekennen eigenlijk een cultuurbarbaar te zijn. Dat verbaasde hem nogal gezien het feit dat ik blogde over literatuur. Tja, probeer dat maar eens uit te leggen in 140 tekens. Wat ik bedoelde is dat ik niet oordeel volgens culturele regels. Ik vind iets mooi of niet. Punt. Of dat nu een schilderij, muziek, een gebouw of een boek is. Zo ‘recenseer’ ik ook. Ik heb een bloedhekel aan recensies waarin wordt uitgelegd wie de schrijver is en welke maatschappelijke of psychologische thema’s er in zijn roman verwerkt zitten. Wat een onzin. Bij non-fictie, ja, dan is het belangrijk te weten wie de schrijver is, over welke expertise hij beschikt en waarom hij dat boek schrijft. In een ICT’er die me de fijne nuances van de Barok gaat uitleggen, heb ik niet zoveel fiducie. Maar bij een roman kan het me helemaal niet schelen wie de schrijver is en ik wil al helemaal niets over bedoelingen horen. Ik wil gewoon een goed boek lezen, los van betekenis of cultureel belang. Daarom heb ik van slechts een paar schrijvers toevallig alle boeken. Elk nieuw boek moet zich eerst weer bewijzen; dat het vorige boek van deze of gene zo goed was of dat het een ‘belangrijk’ boek is, zegt mij helemaal niets.
Voorbij de realiteit
Fictie is fictie, daarom heet het zo. Verzonnen verhalen dus. Het is niet echt. Voor veel mensen is dat alleen leesbaar als het fictieve verhaal dicht bij de bekende werkelijkheid blijft. Nederlandse schrijvers, die herkenbare situaties en mensen opvoeren. (Vroeger waren dat spruitjes, tegenwoordig naar het schijnt pannenkoeken met Nutella.) Een stapje verder is een buitenlandse auteur, die over zaken schrijft die met wat goede wil ook nog wel in Amsterdam te plaatsen zijn. Nog een stapje verder en je zit bij een Zuid-Amerikaanse of Afghaanse schrijver; het gaat over mensen zoals jij en ik, maar de cultuur is al zo anders, dat je inlevingsvermogen een paar tandjes hoger gezet moet worden.
Ik verleg die grens regelmatig graag nog een beetje meer en zoek naar schrijvers die een vleugje magie in hun werk stoppen. Geen sprookjes, al is dat soms ook leuk, en ook geen echte Fantasy, al bestaan daar eveneens best fraaie voorbeelden van, maar kleine overschrijdingen van de realiteit, die weliswaar onmogelijk zijn, maar misschien ook wel niet, je weet het soms niet helemaal zeker. In de subtiliteit waarmee dat gebeurt, herkent men de meester. Het beste voorbeeld is misschien wel ‘Honderd jaar eenzaamheid’ van Gabriel Garcia Marquez, een boek dat, ik krijg het haast niet uit mijn pen, je eigenlijk gelezen MOET hebben (rotwoord, moeten). Veel dichter bij de volmaakte roman was ik nog niet vaak. Ik las het al zes keer en het verveelt nooit. (Laatste keer in het Spaans geprobeerd, maar dat viel nog behoorlijk tegen.)
Verleden tijd
Mijn favoriete non-fictie onderwerp is geschiedenis. Maar ik twijfel of ik daar wel iets in moet recenseren, want ik ben geen historicus en ik kan wat ik lees in elk geval inhoudelijk niet goed beoordelen. Dus als ik al een paar mooie boeken noem, die ik je wil aanraden (als het onderwerp je boeit, natuurlijk), dan verwijs ik je gewoon door naar een recensie van iemand die echt weet waarover hij praat/schrijft. Jona Lendering bijvoorbeeld, die niet alleen een paar uitstekende boeken schreef, maar ook vrijwel dagelijks buitengewoon aanstekelijk blogt en in 95% van de gevallen gaat dat over geschiedenis. Je vindt zijn site hier.
Mijn belangstelling gaat vooral uit naar de oudheid. De Egyptenaren, de Sumeriërs, de Perzen, de Romeinen, dat volk. Op het moment lees ik een tweetal boeken van John Romer over de geschiedenis van Egypte. Nou ben ik al een ouwe lul, dus ik las inmiddels het nodige over dat land. Dat begon 50 jaar terug al in het populair-wetenschappelijke jeugdblad KIJK en zo af en toe kocht of leende ik wat en ik dacht dat ik het wel zo’n beetje wist allemaal over die faraos en hun piramiden. Maar het aardige van geschiedenis is dat die verandert. Niet echt natuurlijk, maar men graaft alsmaar meer dingen op (er wordt nog steeds ontzettend veel archeologisch veldwerk gedaan elke dag), ontcijfert kleitabletten, onderzoekt bestaand materiaal, legt zo steeds nieuwe verbanden en is zo van tijd tot tijd gedwongen de geschiedenis te herschrijven. Van Romers boeken valt mijn mond regelmatig open en bovendien heeft hij een aangename manier om die ‘nieuwe’ geschiedenis te vertellen, zodat het zelfs in het Engels (geen Ned. vertaling beschikbaar) prettig lezen blijft. Een recensie van Jona’s hand vind je hier.
Een ander perspectief
Zoals al eerder gezegd, bestaan er duizenden boeken, waarvan ik het bestaan niet ken, en die ik vermoedelijk graag zou lezen. Zo af en toe wordt zo’n boek je toegeworpen, in dit geval door Chris Kijne, een journalist die ik op Twitter volg (de moeite waard, maakt leuke radio en schrijft prachtige columns > @Chrkij). Een en ander naar aanleiding van het overlijden van Imre Kertész, een Hongaarse schrijver, die in 2002 notabene de Nobelprijs voor Literatuur won en waarvan ik nog nooit had gehoord. Daar ga je dan met je zogenaamde belezenheid.
Kertész was een Hongaarse Jood, die als kind een tijdje in Auschwitz zat en dat tot een terugkerend thema in zijn werk maakte. Vol vertrouwen in het oordeel van Chris kocht ik meteen maar een trilogie. Het eerste deel daarvan, Onbepaald door het lot, had me meteen te pakken. Ik las al het nodige over de Holocaust, het onderwerp boeit me ook, maar op een bepaald moment is het wel genoeg. Dan wil je gewoon niet nog meer over die ellende lezen, hoe goed ook geschreven. Maar Kertész geeft zo’n totaal afwijkend perspectief, dat je toch meteen geboeid raakt. Eerst denk je nog dat de ik-persoon, een Joodse jongen van 15 die wordt opgepakt als hij op straat loopt, een beetje erg naïef is, of ongelooflijk simpel, of gewoon vreselijk dom. Natuurlijk is het kind, maar toch. Als volwassen lezer is het al moeilijk je in de beperktere belevingswereld van een kind te verplaatsen en dit is een kind in Hongarije begin jaren ’40. Een andere tijd.
Verboden vruchten
De organisatoren van de Boekenweek hebben in hun oneindige wijsheid besloten ‘Verboden Vruchten’ tot het thema van 2017 te maken. Connie Palmen doet er een boekje over open en vermoedelijk weet Herman Koch er ook wel raad mee in zijn Boekenweekgeschenk. Plus natuurlijk volop aandacht voor een vloed van schrijvers en schrijfsters die zich al ooit aan het onderwerp wijdden (of vertilden). Ik ging nog iets verder terug, naar 1968, en vraag je aandacht voor een meesterwerk, dat helaas in de vergetelheid raakte.
Tom Wolfe, een icoon in Amerika, is in ons land vooral bekend door zijn romans, waarvan ‘Het vreugdevuur der ijdelheden’ de meest opvallende is. Maar voor hij fictie begon te schrijven, was Wolfe eerst jarenlang journalist. En wat voor één. Zijn reportages, waarvan er een aantal ook in boekvorm uitkwamen, leken in niets op alles wat er daarvoor geschreven werd. Wolfe dompelde zich helemaal onder in zijn onderwerp en beschreef wat hij meemaakte op een uiterst persoonlijke, rauwe en buitengewoon beeldende manier. Bijna in zijn eentje zette hij een compleet nieuwe vorm van journalistiek op het menu van bladen als Vanity Fair en The New Yorker.