Ergens halverwege de jaren ’80 ging ik met een vriendin voor een weekje naar Engeland. Zij had in Londen gewoond en wilde wat vrienden opzoeken, ik had Oxford en Stonehenge op mijn bucketlijstje staan. Behalve dat je links moet rijden, het belabberde eten en de Britten zelf natuurlijk, is het best een aardig land. Londen vond ik niks, behalve het Hampstead Heath park, en Oxford was geweldig, maar vooral die paar uur bij Stonehenge zijn 30 jaar later nog steeds een aangename herinnering. Al wist ik er nauwelijks veel meer van dan de gemiddelde toerist, het maakt indruk en smaakte eigenlijk naar meer. Ik zag weliswaar nog een paar andere steencirkels en had daarvoor al eens een verdwaalde hunebed in Drenthe gespot, je rijdt daarna weer naar huis en bent al snel weer met andere dingen bezig.
Gelukkig is een mens nooit te oud om te leren en attendeert iemand je wel eens op een interessant boek. Zo las ik een tijdje terug een uitstekende recensie van ‘Een paleis voor de doden’ van de Belgische wetenschapsjournalist Herman Clerinx. Kijk, die man neemt geen halve maatregelen. Als er ergens in Nederland, België, Frankrijk of Engeland een interessante steen staat, dan staat die in het boek en vertelt hij je niet alleen een korte geschiedenis en de nodige anekdotes, maar ook waar je dat ding precies kunt vinden. Een veldgids. Om blij van te worden.
De geschiedenis dient steeds weer opnieuw herschreven te worden. Want het is vooral veel speculatie, omdat we eigenlijk maar weinig weten. Gelukkig wordt die schaarse informatie af en toe aangevuld en krijgen we bovendien steeds geavanceerdere onderzoekstechnieken tot onze beschikking. Om maar even bij Stonehenge te beginnen: alleen al in de loop van mijn eigen leven is de duiding daarvan al heel wat keren aangepast. Zowel wat betreft de tijd waarin het gebouwd werd als de mogelijke redenen daarvoor. En hoe ze het voor elkaar kregen. Ik verplaats met mijn 6-tons graafmachine wel eens een ‘steentje’ van een ton en ik kan u verzekeren dat dat beslist niet meevalt. Clerinx neemt de tijd om uit te leggen wat voor mensen er 5000 jaar geleden leefden, laat de verschillende theorieën de revue passeren over de reden van hun bouwdrift, maakt ons wijzer over ‘bouwtechnieken’, legt de samenhang met andere monumenten uit en, niet onbelangrijk, vermeldt zorgvuldig het verschil tussen wat feitelijk vaststaat en wat speculatie is.
Omdat Stonehenge zonder twijfel één van de meest aansprekende monumenten uit de Oudheid is, besteedt Clerinx er ruime aandacht aan. Het vervolg is des te verrassender. Want er bestaan nog heel wat meer, heel wat grotere, heel wat raadselachtigere en in veel opzichten aanzienlijk boeiender bouwsels dan Stonehenge. Wat ik zei, het lijkt wel een veldgids. Toegegeven, Engeland en Frankrijk zijn het best bedeeld, maar ook in ons eigen Holland valt veel meer te zien dan ik ooit voor mogelijk had gehouden. En oud is het allemaal. Veel van deze monumenten werden opgericht toen de eerste pyramide in Egypte nog gebouwd moest worden. Hoezo komt de beschaving uit het oosten?
Clerinx schrijft bovendien soepel en zonder opsmuk. Echt een heerlijk boek dat me zin geeft om ooit terug naar Engeland te gaan. En om de volgende keer in Nederland toch eens een paar van die hunebedden en dolmen écht te gaan bekijken. Met het boek bij de hand.