Ik ben jarig vandaag. Maar ik word 60, dus ik vind dat er eigenlijk niets te vieren valt. Toch tracteer ik: op een extra lang feestblogje. Vandaag over een boek dat ik vorige week alvast voor mijn verjaardag kreeg en dat ik nu aan het lezen ben. Ik kwam het een tijdje terug tegen in een mooie recensie op Sargasso, van de hand van Marcel Hulspas, een wetenschapsjournalist. Die schreef onder meer dat dat boek een mijlpaal in zijn persoonlijke ontwikkeling was. Nou, dát maakte me nieuwsgierig. Niet omdat ik net zo’n knorrepot als Marcel wil worden, maar omdat hij vaak hele intelligente dingen schrijft, over uiteenlopende onderwerpen. Los daarvan intrigeerde het onderwerp van het boek me sowieso direct. Om dat te begrijpen is er eerst een beetje van mijn voorgeschiedenis nodig.
Tussen mijn 15e en mijn 25e gebruikte ik ongeveer 2 á 300 keer hallucinogene middelen. LSD, DMT, STP, peyote, psylocybine en nog wat van die spannende stofjes. Zelfs een paar keer een vliegenzwam. Maar die is toch zwaar giftig? Mooi verhaal. Ja en nee. De truc was om een minuut of 20 na inname een vinger in je keel te steken om de halfverteerde zooi weer uit te spugen. Anders liep het mogelijk slecht met je af (niet geprobeerd). Maar deed je het goed, dan was de beloning een trip van ongekende heftigheid.
Nu geef ik onmiddellijk toe dat het er in de meeste gevallen gewoon om ging een goede tijd te hebben. Maar een aantal keren deed ik ook wat experimenten. Wetenschappelijk zou ik het niet willen noemen, maar leerzaam was het wel.
De discussie over de precieze uitwerking van dit soort middelen ga ik hier niet voeren. Het ene kamp zegt dat je wel degelijk in een hogere bewustzijnsstaat terecht komt en dus beter zicht op de werkelijkheid hebt, het andere kamp houdt het erop dat het gewoon hallucinaties betreft. Persoonlijk beschouw ik het hele leven als illusoir, dus hoe definieer je dan precies een hallucinatie? Niettemin, men heeft bepaald vreemde gedachten en soms waardevolle inzichten, reizende in het oneindige labyrint van het op LSD feestende brein. Om met Marcel te spreken, flink wat mijlpalen in mijn persoonlijke ontwikkeling, het vormde wie ik geworden ben. Het zal je dan ook niet verbazen dat ik altijd grote belangstelling bleef houden voor nieuw leesvoer over bewustzijn, drugs, psychologie, neurologie en de (chemische) werking van de hersenen.
Terug naar het boek. ‘Feral Children & Clever Animals’ beschrijft onder meer de lotgevallen van en het onderzoek naar een aantal kinderen, dat opgroeide in de wildernis, zonder ouders, dus zonder opvoeding, menselijke verzorging en vooral zonder taal. Dat is op zich al een interessant gegeven. Maar ik las laatst ergens dat, in tegenstelling tot wat je zou denken, onze intrinsieke intelligentie de laatste 10.000 jaar niet significant is toegenomen. (Hoewel? Wie eerst Plato leest en vervolgens naar Thierry Baudet luistert, naar eigen zeggen anderhalf tot twee keer zo intelligent als ik, kan slechts concluderen dat het eerder wat minder wordt.) Mij leek, dat je op basis van die wetenschap deze kinderen in zekere zin kunt vergelijken met onze voorouders, toen die nog niet over taal beschikten. Dus wel bewustzijn en intelligentie, maar nog niet vervuild door alle concepten, die wij tegenwoordig samenvatten onder de noemer persoonlijkheid of identiteit. Wat dachten die mensen zonder taal? Hoe zag hun ‘werkelijkheid’ eruit? Dat fascineert me. Het verklaart ook mijn belangstelling voor vroege beschavingen. Hoe vroeger, hoe beter.
Opnieuw een zijsprongetje. Ik heb mij altijd al een soort holbewoner gevoeld. Weliswaar maak ik volop gebruik van alles dat het moderne leven ons biedt, maar tegelijkertijd kan ik mij mateloos verwonderen over de absurditeit van de hedendaagse techniek. Ik zit dan in de auto, een doos waarmee ik mij met 120 km per uur verplaats, terwijl slechts een meter voor mij in de motor onderdelen met nog aanzienlijk grotere snelheden heen-en-weer bewegen dan wel rondtollen. Waanzin. Luchtfoto’s van steden maken me duizelig, zoveel bouwdrift, zoveel mensen, zoveel menselijke interconnecties. De treinen, de vliegtuigen, de electriciteitsmasten, de fabrieksschoorstenen, het is.. erg overweldigend op een manier. Zo’n telefoon waarin je praat met mensen op 6000 km afstand. Ja, het is heel gewoon, maar tegelijkertijd ook heel bizar. Voor mij tenminste. Ik verplaats mij graag in de primitieveling, die nog niet gebukt gaat onder die stortvloed van gedachten, zintuiglijke indrukken en vereiste sociale vaardigheden van de moderne stadsbewoner. Ik woon niet voor niets in de rimboe, al zeg ik erbij dat ik ook geen verstokte romanticus ben, die denkt dat vroeger alles beter was. Integendeel, de vooruitgang is logisch en gewenst, maar baart mij toch wat zorgen en ik houd graag een beetje afstand.
Wat is nu het verband? Let wel, ieder mens reageert net weer even anders op hallucinogenen. Het kan je angsten, dromen en gedachten versterken of juist vervagen. Wat je ervaart, weerspiegelt voor een groot deel, net als in je gewone leven, je ideeën over dingen en mensen en de relatie daartussen. Maar tijdens een trip op LSD verlies je een stuk van je identiteit, of in elk geval is hij niet meer zo van belang. De betekenis van de dingen om je heen verandert, ze zien er ook anders uit. Vaak praat je alleen maar met degene met wie je tript om een beetje greep op de ‘werkelijkheid’ te houden. Taal lijkt verder vrij nutteloos. Het is sowieso onbegonnen werk in woorden uit te drukken wat er precies met je gebeurt of wat je ervaart. Soms treedt synchroniciteit op, je hoeft niets uit te leggen, de ander weet het al. Hij heeft letterlijk aan een half woord genoeg. Dat is ook precies wat me intrigeert aan de feral children, hun ‘wereldbeeld’ en de communicatie of het gebrek daaraan. En verderop in het boek, de communicatie met dieren, die weliswaar over een ander soort bewustzijn beschikken, maar toch in staat blijken tot basale ‘gedachtenuitwisseling’. Ik heb nog steeds veel vragen en dit boek lijkt er een aantal te beantwoorden. Ik moet nog een paar honderd bladzijden.
Een recensie kan ik dit stukje dus niet noemen. Ik verwijs je naar die van Marcel. Eigenlijk wilde ik ook alleen wat gedachten met je delen over deze materie. Is het boek (ik heb het gekocht, maar je kunt het hier gratis downloaden) een aanrader? Nou, het is vrij wetenschappelijk, maar voor wie het onderwerp interesseert, buitengewoon uitgebreid en met veel liefde geschreven. Tegen de tijd dat ik het uit heb en ik eventueel nieuwe inzichten heb opgedaan, breng ik hier alsnog verslag uit.
Tot slot nog even dit: veel later, rond mijn 40e, trok ik een tijdje op met een paar Native Americans en deed verschillende ceremonies, waaronder de peyoteceremonie. Die verschafte weer een ander perspectief, waarover ik eveneens later nog zal bloggen.
Nu ga ik toch maar een stukje van de taart proberen, die mijn vrouw voor me heeft gebakken. Je wordt tenslotte niet elke dag 60.
Een gedachte over “Feestje in het brein”