Fictie is fictie, daarom heet het zo. Verzonnen verhalen dus. Het is niet echt. Voor veel mensen is dat alleen leesbaar als het fictieve verhaal dicht bij de bekende werkelijkheid blijft. Nederlandse schrijvers, die herkenbare situaties en mensen opvoeren. (Vroeger waren dat spruitjes, tegenwoordig naar het schijnt pannenkoeken met Nutella.) Een stapje verder is een buitenlandse auteur, die over zaken schrijft die met wat goede wil ook nog wel in Amsterdam te plaatsen zijn. Nog een stapje verder en je zit bij een Zuid-Amerikaanse of Afghaanse schrijver; het gaat over mensen zoals jij en ik, maar de cultuur is al zo anders, dat je inlevingsvermogen een paar tandjes hoger gezet moet worden.
Ik verleg die grens regelmatig graag nog een beetje meer en zoek naar schrijvers die een vleugje magie in hun werk stoppen. Geen sprookjes, al is dat soms ook leuk, en ook geen echte Fantasy, al bestaan daar eveneens best fraaie voorbeelden van, maar kleine overschrijdingen van de realiteit, die weliswaar onmogelijk zijn, maar misschien ook wel niet, je weet het soms niet helemaal zeker. In de subtiliteit waarmee dat gebeurt, herkent men de meester. Het beste voorbeeld is misschien wel ‘Honderd jaar eenzaamheid’ van Gabriel Garcia Marquez, een boek dat, ik krijg het haast niet uit mijn pen, je eigenlijk gelezen MOET hebben (rotwoord, moeten). Veel dichter bij de volmaakte roman was ik nog niet vaak. Ik las het al zes keer en het verveelt nooit. (Laatste keer in het Spaans geprobeerd, maar dat viel nog behoorlijk tegen.)
Maar Marquez is niet uniek. Er zijn meer van zulke schrijvers. Salman Rushdie bijvoorbeeld, één van mijn favoriete auteurs. Hij verwierf wereldfaam door zijn boek ‘De duivelsverzen’ over het leven van Mohammed, of beter gezegd, door de fatwa die Khomeini hem naar aanleiding daarvan oplegde, waardoor hij ruim 10 jaar moest onderduiken. De mop is dat iedereen het indertijd over dat boek had, terwijl maar weinig mensen het ook echt hebben gelezen, heb ik gemerkt. Jammer, want het is een geweldig verhaal, verteld in de kenmerkende Rushdie-stijl, een opwindende mix van de Oosterse verteltraditie, plots met vele lagen, bijtende humor en soms krankzinnige gebeurtenissen, aan deze en aan de andere kant van de dunne lijn tussen realiteit en droom. Wie zich voor het eerst aan Rushdie waagt, raad ik echter aan te beginnen met het iets toegankelijker terecht meermaals bekroonde ‘Middernachtskinderen’ of bijvoorbeeld ‘Shalimar de clown’ of ‘Woede’, al zijn eigenlijk al zijn boeken goed. Rushdie groeide op in Bombay (India), maar studeerde in Engeland en bleef daar vervolgens wonen. Hij schrijft dus in het Engels en gezien zijn virtueuze woordenspel, zou je hem eigenlijk in die taal moeten lezen, al moet ik zeggen dat mij dat nog steeds flink wat inspanning kost. Maar de verschillende vertalers van zijn boeken hebben echt goed werk geleverd, vind ik (een kunst op zich, dat mag ook wel eens gezegd worden) en ik heb enkele boeken in beide talen. Zo kan ik af en toe even spieken, als Rushdies kronkelende Engelse zinnen me toch boven de pet gaan.
Op Gabriel Garcia Marquez kom ik later nog een keer terug, want die heeft behalve bovenstaand meesterwerk nog een aantal geweldige boeken geschreven.
Goed werk. Dankjewel