Ik las een paar droevige berichten deze week. Eerst overleed Robert M. Pirsig, een schrijver waar ik veel aan heb gehad. Vervolgens verschenen er diverse zure stukjes naar aanleiding van zijn overlijden, over wat er eigenlijk allemaal niet deugde aan het boek waarmee hij beroemd werd. Sukkels. ‘Zen en de kunst van het motoronderhoud’ verscheen in 1974 (de Nederlandse vertaling is van 1976). Ik las het een jaar later, toen ik 19 was, en het boek zette in mijn leven heel veel dingen in gang. Pirsig bracht een aantal zaken samen in één verhaal. Allereerst is hij op reis, op de motor, met zijn zoon. Je leert iets over Amerika, je leert iets over motoren, je leert iets over relaties, vooral over de relatie met jezelf. Want Pirsig had een troebel verleden en worstelde nog met zijn oude ik, uit de tijd dat hij aan schizofrenie leed. Hij vertelt daar open en helder over en alleen dat maakt het boek al bijzonder. Maar het belangrijkste gebeurt daar tussendoor. Terwijl hij motorrijdt, afwast, aan zijn motor sleutelt, filosofeert hij over het begrip kwaliteit. Wat is dat nou precies? Of eigenlijk, wat maakt het leven boeiend en bijzonder? Of nog beter, hoe maak je je leven boeiend en bijzonder? Zelf geeft hij het boek als ondertitel mee: een onderzoek naar waarden.
Frits Abrahams klaagt in de NRC dat het begrip kwaliteit helemaal niet goed gedefinieerd wordt. Maar Abrahams begrijpt er niets van. Het gaat niet om die definitie, het gaat, zoals bij elke reis, niet om het doel, maar om het onderweg zijn. En Pirsig laat je meegenieten. Hij bekijkt kwaliteit van alle kanten, houdt het tegen alles aan, wikt en weegt, accepteert en verwerpt, en trekt dan weer verder. Kwaliteit bestaat niet. Althans, niet objectief. Wat ik leerde van het boek was om anders naar de wereld om me heen te kijken, niet te snel conclusies te trekken, vooroordelen te wantrouwen, niets voor waar aan te nemen. Ik heb zelden een boek gelezen dat me zo hard heeft laten werken. Lezen en teruglezen, notities maken, wegdromen, zelf nog een tijdje doorfilosoferen waar hij alweer verder trekt. Het mooie is juist, Pirsig dringt je niets op, hij reikt je dingen aan. En elke lezer neemt wat hij kan gebruiken, niet om te consumeren, maar om mee verder te werken. Abrahams heeft het voorts over de vaagheden van Zen. Belachelijk. Er is niets vaags aan Zen. Zen gaat over jouw verhouding met het universum. Zen, net als Pirsig, reikt je dingen aan, het nodigt je uit tot beschouwing, tot heroverweging, tot kritisch denken. Als je dat vaag vindt, tja. Dan schop je het in het leven ook niet verder dan hoofdredacteur van een plaatselijk blaadje. Daartegenover, miljoenen mensen wereldwijd werden geïnspireerd door het boek van Pirsig. Dus Abrahams is wat mij betreft nog niet goed genoeg om zelfs maar de veters van Pirsig te strikken. Ik zou zeggen, lezen dat boek. Zelfs al denk je dat je het allemaal al weet, er valt nog genoeg te leren.
Er kwam ook nog een ‘vervolg’. Zeventien jaar later verscheen ‘Lila, een onderzoek naar zeden’. Daar blog ik volgende week over.
(Verscheen op 29 april 2017 ook op Sargasso.nl)
Een gedachte over “Zen”